1000 1000 5189 9789087043179 Universiteit publiek politiek

Een debat mag scherp, maar moet tegensprekelijk zijn

Verschenen in De Morgen op 7 juni 2016

Mogen academici kritiek geven op beleidsplannen waar ze zelf voorbereidend werk voor hebben geleverd? Deze “no-brainer” deed de voorbije dagen heel wat stof opwaaien en interessanter dan het antwoord op deze vraag – het antwoord is uiteraard: “uiteraard” – is het debat over de verstrengeling tussen politiek en universiteit.

Een paar weken geleden ontvingen we een consultant die ons kwam vertellen hoe Zweden complexe hervormingen had doorgevoerd. Centraal in het veranderingsproces stond een stuurgroep die bestond uit topambtenaren, vertegenwoordigers uit het middenveld en – zo zei hij – dat overgoten werd met wat “academisch wijwater”. Om de groep intellectuele geloofwaardigheid te geven dus. Lag het aan de consultant’s laconieke Scandinavische stijl, of meende hij dat de academici niet geacht werden de hervormingen met een gezonde dosis academische scepsis te begeleiden? Uit zijn verhaal bleek alleszins dat de professoren vooral geïnstrumentaliseerd werden als een soort kwaliteitslabel voor de hervormingen, en niet gebruikt werden als kritische denkers.

Als dit een evolutie zou zijn is ze natuurlijk zorgwekkend, zowel voor beleidsmakers – wie anders kan hen een spiegel voorhouden? – als voor universiteiten – welke geloofwaardige maatschappelijke rol kunnen zij nog spelen? Natuurlijk speelt de budgettaire structuur van universiteiten die steeds meer op externe projectfinanciering gebaseerd is een rol, zoals Professor Loobuyck in deze krant terecht aanhaalt. Maar de academische wereld en de media en politiek die hen ge- of misbruiken moeten ook in eigen boezem durven kijken.

Noblesse oblige, laten we met de academici zelf beginnen. Die laten zich soms gewillig voor de kar van particuliere belangen spannen. Sta me toe een persoonlijk voorbeeld te geven: een paar maanden geleden kreeg ik een mail van een duur public relations bureau met de vraag of ik een groep academici wilde ontvangen om het over de behandeling van chronische pijn te hebben. Doorgaans hebben professoren geen communicatiebureaus nodig om een afspraak te krijgen en ik werd achterdochtig. Ik belde de accountmanager die me de mail had verstuurd op en na een paar vragen bleek dat de vergadering eigenlijk tot doel had ons te overtuigen een geneesmiddel terug te betalen. Pure lobbying dus.

Sommige academici proberen zich dan weer te profileren door de opiniepagina’s binnen de 24uur vol te schrijven met kritische stukken, soms wel, maar soms ook niet gehinderd door enige diepgaande kennis van zaken. “You only make a first impression once”, zeggen onze angelsaksische vrienden. Als de perceptie voor een voorstel tegen zit, strijden politici met ongelijke wapens. Bitter is het dan om vast te stellen dat, wanneer deze publieke intellectuelen voor een gesprek worden uitgenodigd, al eens moeten toegeven “misschien te snel en te scherp te zijn geweest nu het voorstel en de context duidelijk zijn geworden”.

Snel met scherp schieten heeft natuurlijk te maken met de hedendaagse informatiecultuur waar zowel politici als academici tegen beter weten in het slachtoffer kunnen van worden. Voor nuance is niet altijd plaats in de zeer concurrentiële markt van bericht en verslaggeving. Een debat mag ook best scherp zijn. Maar het moet ook tegensprekelijk zijn. Is dat niet de heilige graal van de journalistiek?

Ik herinner me een voorpagina waar een beleidskeuze onder vuur genomen werd door een professor. De journalist had bloed geroken en had het niet nodig gevonden contact op te nemen met de politicus in kwestie – stel u voor dat die overtuigende argumenten had kunnen aanleveren om die keuze te verdedigen! Dat was niet de enige deontologische uitschuiver van die journalist geweest. Die vond het ook overbodig eventuele belangenconflicten van de professor in kwestie na te trekken. De krant leek echter niet alleen geen interesse te hebben in onze argumenten, ook toen ik hen attent maakte op het feit dat de professor geld kreeg voor zijn organisatie van het bedrijf dat belang had bij zijn standpunt, bleef mijn mail onbeantwoord. Hier ging niet alleen de professor in de fout, dat deed de journalist evenzeer.

Dat nuances verloren gaan, tot daar, maar dat standpunten niet aan bod komen is onaanvaardbaar. Ook daarom mogen we niet accepteren dat politici sommigen de mond zouden willen snoeren.

Ook beleidsmakers gaan dus niet vrijuit. Legio zijn de voorbeelden van door politici gecommissioneerde rapporten die jarenlang stof vergaren in een schuif omdat de conclusies en aanbevelingen niet overeen blijken te komen met hun politieke agenda. De gecrispeerde; ja zelfs bedreigende, reacties van politici wanneer uit academische hoek goed onderbouwde vragen en kritiek komen dragen natuurlijk ook niet bij tot een constructieve discussie en gezonde debatcultuur. Wat de voorbije dagen gebeurde moet bij een eenmalige uitschuiver blijven, zo veel is duidelijk.

Universiteiten en onderzoekscentra die beleidsvoorbereidend werk leveren, moeten dit in volstrekte onafhankelijkheid kunnen doen. Zo niet, moet men zich richten tot consultants. Dat de academische onderzoekers de resultaten van hun onderzoek communiceren is volstrikt normaal. Als het beleidsvoorbereidend werk is, betekent dat per definitie dat politici hun keuze nog moeten maken.

Wil dat zeggen dat politici elke aanbeveling tot op de letter moeten volgen? Natuurlijk niet. Ten eerste omdat is aangetoond dat ook academici wel fouten maken. Zo herinner ik me het spelletje “zoek de zeven fouten” dat we met een aantal collega’s speelden toen een professor die liever reageert dan studeert een column kreeg. Ten tweede omdat universiteiten en politiek een ander doel hebben. Politici moeten keuzes maken en compromissen sluiten. Die zijn soms arbitrair en komen niet altijd overeen met wat de wetenschap zegt. Een maatschappelijk project geef je natuurlijk niet alleen vorm met papers en algoritmes, maar met keuzes en onderhandelingen. Het pluralisme en haar compromiscultuur moeten we koesteren, en niet verketteren.

Dus: uiteraard moeten academici kritiek kunnen geven op politieke keuzes die afwijken van het beleidsvoorbereidende werk dat ze hebben geleverd en waar ze nauw bij verbonden waren. Van veel klasse getuigt het echter niet altijd, en ook daar moeten politici mee kunnen omgaan en het debat op niveau houden in plaats van het verder te doen kelderen. Ieder zijn rol, en dat is maar goed ook.